In de komende serie interviews zetten we 4 junioren in het zonnetje. Zij zijn tenslotte onze hoop in bange dagen. Onze toekomst. En zegt het spreekwoord niet: Wie jeugd heeft, heeft toekomst? De NMU heeft jeugd! Wie af en toe zijn of haar neus bij het Juniorenweekend laat zien, weet daar alles van. Dat is een geruststellende gedachte als je bedenkt dat zich voor de komende bestuursverkiezing uitsluitend 50-plusser hebben gemeld.
Aflevering 1: Sven Manders, 12 jaar, woont in Aalsmeer en is lid van de Dutch Magic Society
Hoe lang goochel je al?
Ik goochel al een jaar of 7. Dus al best wel lang.
Dat is zeker heel lang, je bent op je vijfde al begonnen. Hoe kan dat?
Tja, geen idee… ik zag toen iemand een trucje doen en ik dacht ‘dat wil ik ook!’, dus ik meteen naar Bart Smit om trucjes te kopen. Toen kon ik het natuurlijk nog niet, maar toen ik zeven was ging het al best goed. Op mijn achtste kreeg ik les van Ger Copper. Vanaf daar ging ik naar het NK, meedoen met wedstrijden. Twee jaar geleden deed ik mee met een ringen act. Op mijn achtste heb ik een keer meegedaan aan een close-up-wedstrijd met een matrix truc.
Wat was de eerste truc die je leerde?
Geen idee. Dat is zo lang geleden.
Wat was de eerste truc die je kocht?
Dat was een truc met een vaasje waar een balletje ingaat, dat dan verdween. Ik had geen idee hoe dat werkte. Ik was er heel blij mee. Ik vond mezelf heel gaaf, dat ik dat kon.
Treed je veel op?
Ongeveer twee keer per jaar. Een keer op het Wondergala van Ger. En ik speel wel eens Zwarte Piet. Ik ben dan de goochelpiet.
Wat is je succestruc?
Dat is mijn act met de ringen. We hebben toen allerlei ringenroutines van andere goochelaars bekeken. Van Richard Ross, David Copperfield en nog wat andere goochelaars. Daarna heb ik samen met Ger een eigen routine gemaakt.
Ik gebruik gewoon de normale ringen, met een gat. Dus geen supermoderne foefjes en dat vind ik wel prima, want met een magneet bijvoorbeeld is het soms lastiger om te doen.
Is er weleens iets heel erg mislukt?
Ja zeker! Ik zou een keer mijn matrix doen, stond al helemaal klaar op het podium, maar ik had me verkeerd voorbereid. Toen kon ik niks. ‘NEEEE’, dacht ik toen. Ik heb toen gewoon gevraagd of ik opnieuw mocht. Daarop deden ze gewoon het doek dicht en kon ik even opnieuw prepareren. Niemand vond het gelukkig echt erg.
Wat ben je van plan met goochelen?
Ik denk niet dat ik er mijn beroep van ga maken, maar wel als ‘erbij’, dus dat mensen me kunnen inhuren voor feestjes, maar als hobby, dus niet als werk.
Wat voor soort goochelaar ben je?
In mijn acts van nu speel ik eigenlijk mezelf. Ik speel een schooljongen die iets uit zijn tas haalt en daarmee goochelt.
Als ik bij mensen aan tafel goochel doe ik vooral kaarttrucs of sponsballen. Op het toneel doe ik mijn ringen.
Lees je weleens een goochelboek?
Ik lees soms een goochelboek, of kijk een DVD. Ik lees niet zo vaak een boek, behalve als het me echt interesseert. De boeken die ik heb staan vol met verschillende trucs. Een boek dat vol staat met alleen kaarttechnieken, dat leg ik al heel snel weg. Dat vind ik niks.
Doe mij maar een gevarieerd boek met allerlei trucjes, liefst ook met veel plaatjes. Dan kun je goed zien hoe het moet. Soms staat de tekst ook wat moeilijk uitgelegd. Daarom is YouTube ook wel een stuk makkelijker.
Wat zou de NMU voor jou kunnen betekenen?
Misschien meer verschillende dagen waarop we bij elkaar komen en trucs uitwisselen. Niet per se met jeugd. Er mogen best ook oudere goochelaars bij. Het gaat om het uitwisselen van trucs.
Ik leer nu het meest op de club. Thuis heb ik niet zoveel mensen om mee over goochelen te praten. Mijn moeder en broer vinden het niets. Mijn vader vindt het wel aardig, die brengt me ook naar de club en dan blijft ‘ie ook kijken, dus die leert ook wel veel. Dan kunnen we daar thuis over praten. Hij kan het me misschien niet precies uitleggen, maar hij kan wel goed zien wat ik fout doe, qua techniek.